De eerste kolonisten:
Al in de prehistorie leefden er mensen op de eilanden, die nu onder Indonesië vallen. De voorvaderen van de meeste Indiërs kwamen hier al minder dan 4500 jaar geleden. Ze verdreven de oorspronkelijke bewoners naar de plekken waar hun afstammelingen nu nog wonen. Vanaf 2500 voor Christus kwamen er groepen uit Vietnam en Zuid China. Ze hadden gereedschap, bouwden dorpjes en boten en verbouwden rijst, zoals dat tegenwoordig gebeurt. De gemeenschappen leefden aan de oevers van rivieren en meren en langs de kust van sommige eilanden. Soms vochten groepen onderling. De gemeenschappen ontwikkelden elk hun eigen taal, tradities en ceremonies. In hun religieuze rituelen kwam hun geloof in het "animisme" tot uitdrukking. Hun sociale gewoonten hingen af van de "adat" van de groep.
Wat zijn animisme en adat?
Bewoners van Indonesië geloofden dat natuurlijke elementen zoals bergen, bomen, dieren, rijst, regen en zon een geest bezaten die alle gebeurtenissen in de gaten hielden, zoals een storm of ziekte. Dit geloof heet animisme. Beelden, totempalen, maskers, dansen en ceremoniële kleding dienden een groot aantal geesten.
Veel groepen aanbeden ook hun voorvaderen. Toen er nieuwe godsdiensten bijkwamen zoals Hindoeïsme en Boeddhisme uit India, Islam uit Saoedi-Arabië, Christendom uit Europa, mengden mensen dat met hun eigen geloof.
De Indonesische gewoonten en wetten worden adat genoemd. Deze gedragsregels die van de ene generatie worden overgedragen op de volgende hebben te maken met erfrecht, ceremonies rond geboorte, huwelijk en dood, relaties, koken en eten. Een Indonesisch gezegde luidt: godsdienst komt via zee, gebruiken komen over de bergen. De nieuwe godsdiensten gaan vaak goed samen met de traditionele adat.
De strijd om te macht:
Tussen het jaar 100 en 1250 waren er in Indonesië vele koninkrijken. Sommige bestonden uit enkele dorpjes, andere uit grote gebieden. Indiase handelaars, Boeddhistische monniken en Brahmaanse priesters verspreidden met succes hun kennis van het Boeddhisme en Hindoeïsme over de eilanden. Vanaf het eind van de 7e eeuw hielden de heersers van de Boeddhistische handelsnatie Sriwijaya toezicht op de scheepvaart in de Straat Malakka en Straat Sunda. Ze hielden dit 600 jaar vol; ze produceerden zelf amper iets en moesten zelf rijst invoeren. Het Hindoerijk van Majapahit werd in 1294 gevestigd op Oost-Java en bereikte een hoogtepunt in de 14e eeuw, het besloeg een gebied van Sumatra tot Maluku (een groot deel van het modern Indonesië). Men leefde van de verbouw van rijst, de beheersing van handelsroute en opbrengsten uit ondergeschikte staten. Majapahits succes in het regeren over Indonesië als één rijk inspireerde latere machthebbers.
Arabische kooplieden deden al lang zaken met Zuidoost-Azië. Op Sumatra introduceerden ze de Islam, een godsdienst die zich baseert op de leer van de profeet Mohammed. Veel mensen sloten zich aan bij het geloof. Dit gaf ze niet alleen een nieuwe godsdienst, maar zorgde er ook voor dat ze handel konden drijven met andere Islamitische landen, zoals Arabië, Noord-Afrika, India en Zuidoost-Azië. De Islam verspreidde zich van Sumatra naar andere eilanden. Begin 16e eeuw versloeg het Islamitische rijk van Demak in Sumatra het laatste grote hindoe-bolwerk op Java. De leiders vluchtten naar Bali. Indonesië is nu het land met de meeste Moslims ter wereld. Veel Balinezen beoefenen nog steeds een vorm van het Hindoeïsme.
Europa aan de macht:
Europese handelaars zochten op de Maluku-eilanden (de Molukken) naar specerijen, zoals kruidnagels en nootmuskaat. Specerijen brachten veel geld op in Europa.
In de 16e eeuw dreven de Portugezen actief handel met Indonesië. Ze introduceerden er het Katholicisme. In 1596 kwamen de eerste schepen uit Nederland. Vanaf 1602 nam de Vereenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) de macht op de eilanden over. De VOC ging bankroet in 1799, maar Indonesië bleef tot in de 20e eeuw een Nederlandse kolonie. Nederland verdiende veel geld met rubber, tabak, thee en koffie. Op Java werd suikerriet verbouwd. De arbeiders op de plantages verdienden heel weinig en de planters moesten hoge belastingen betalen. Nederlanders en Indiërs waren verwikkeld in een bittere machtsstrijd.
Ooit groeide er alleen op de Molukken kruidnagels en nootmuskaat. Lang voordat de Europeanen er kwamen, namen handelaren kruidnagels mee naar het Chinese hof. Voordat de hovelingen een bezoek aan de keizer brachten, moesten zij eerst op kruidnagels kauwen voor een frisse adem. De VOC wilde de handel exclusief houden, maar er werden planten gesmokkeld en met succes ergens anders geplant.
Gegevens over Indonesië en het land.
Indonesië ligt in het werelddeel Azië, ter hoogte van de evenaar.
Indonesiërs noemen hun land ook wel Tanah Air Kita.Dit betekent: ons land en water.
De hoofdstad is Jakarta en ligt op Java. De hoofdstad van de Molukken is Ambon Stad.
Indonesië heeft al meerdere presidenten gehad: I.o.v Soekarno, Soeharto, Habibi en Wahid.
De president van nu is de 1e vrouw; Megawati Soekarno Putri, wat wel bijzonder is. Zij is de dochter van de eerste president Soekarno.
Indonesië heeft ongeveer 200.000.000 inwoners.
De officiële taal is Bahasa Indonesia.
De oppervlakte is 1.919.443 km2.
Indonesië ligt tussen 2 oceanen, de Indische- en Grote Oceaan, ter hoogte van de evenaar tussen Azië en Australië.
Het heeft een tropisch regenklimaat en heeft 2 jaargetijden, 6 maanden warm en 6 maanden iets kouder.
De gemiddelde temperatuur is 26 graden.
Indonesië heeft ongeveer 17.508 eilanden waarvan grote en kleine.
Er zijn er maar 6000 van bewoond.
De 5 grootste eilanden zijn: Irian Jaya/Papua Nieuw-Guinea, Kalimantan (Borneo), Sumatra, Sulawesi
(Celebes) en Jawa (Java).
Al deze eilanden omvatten meer dan 90% van het totale grondgebied van de republiek.
Het grootste deel van het overige gebied valt binnen 2 eilandgroepen: Nusa Tenggara (kleine Sunda eilanden) en Maluku (Molukken).
De munteenheid is de rupiah, 5500 rp is ongeveer 1 euro.
De hoogste berg is Puncak Jaya, ligt in Irian Jaya en is 5029 m. hoog.
De langste rivier ligt in Kalimantan, heet Barito en is 885 km lang.
Het grootste meer genaamd het Tobameer is 1775 km2 groot en ligt op Sumatra.
De vlag is rood-wit horizontaal.
Indonesië behoort tot een van de grootste archipel (groep van eilanden) ter wereld.
De naam Indonesië werd als eerst gebruikt door de Britse etnoloog G. R. Logan in 1850. Het is afgeleid van het Latijnse India en het Griekse nesos (= eiland) en betekent Indische archipel.
De nationale feestdag is op 17 augustus (Onafhankelijkheidsdag).
Verschillende Godsdiensten:
In Indonesië leven zo’n driehonderd etnische groepen, die meer dan 580 talen en dialecten spreken. Deze groepen hebben allemaal hun eigen gebruiken. Je kan ook goed zien waar de mensen vandaan komen als je de gewoontes een beetje kent.
Op Java wonen de meeste mensen (ongeveer 60%) maar is niet het grootste eiland.
Dat is meer dan 800 mensen per vierkante kilometer, het grootste eiland is Kalimantan (Borneo).
In Indonesië zijn met uitzondering van het jodendom zo'n beetje alle wereldgodsdiensten aanwezig, 87% van de bevolking is Islamitisch, 2,5% is Hindoe, 1,5% Boeddhist en 9% is Christen.
Vanaf de 5e eeuw voor Christus kwamen nieuwe ideeën naar het eilandrijk.
Eerst het Hindoeïsme en het Boeddhisme en later de Islam en het Christendom.
Deze hebben de oude godsdiensten nooit helemaal verdrongen.
Veel nieuwe ideeën zijn opgenomen in de bestaande geloofssystemen.
Het Hindoeïsme:
In de 2e en 3e eeuw na Christus kwamen veel Indiërs naar Indonesië om daar handel te drijven. Ze namen hun religie en gewoontes mee naar Indonesië.
Daar nam men toen de gebruiken over van de Indiërs. De gebieden waar de Hindoeïsering het sterkst doordrong waren de eilanden Java, Sumatra en Bali.
Na de 14e eeuw, onder invloed van vooral de Islam, brokkelden het Hindoeïsme en Boeddhisme op Sumatra en Borneo af en bleef het Hindoeïsme alleen nog op een paar plaatsen over, op Bali is nu nog 90% van de mensen Hindoe.
Na de onafhankelijkheid van Indonesië werd het belijden van een van de wereldgodsdiensten verplicht, met de voorwaarde dat het in principe een geloof in één God moest zijn.
Aangezien het Hindoeïsme dit niet had werd dit niet geaccepteerd.
Een aantal Balinese intellectuelen hebben toen een Balinese versie op het Hindoeïsme gemaakt met één God, waardoor in 1958 deze godsdienst door de overheid werd geaccepteerd als wereldgodsdienst.
De eerste sporen van het Boeddhisme komen waarschijnlijk al van de eerste eeuw van onze jaartelling.
Dit geloof werd in de 5e eeuw na Christus en later door de Chinezen naar Indonesië gebracht en verdween bijna helemaal na de komst van de Islam. Daarom is nu nog maar 1% van de Indonesiërs Boeddhist.
De Islam:
Ook de Islam kwam net als het Hindoeïsme via India in Indonesië terecht.
Rond 1300 kwamen handelaren uit Islamitische gebieden van India naar Indonesië en zo begon de Islamisering.
Het breidde zich snel uit totdat de Portugezen als de eerste Europeanen naar de archipel kwamen.
Deze werden weer snel verjaagd door de Atjeeërs (fanatieke moslims).
Na 1620 kwamen er steeds meer Europeanen (Nederland) naar Indonesië waardoor het Christendom geïntroduceerd werd, toch werd bijna heel Indonesië gedomineerd door de Islam.
Dat is nog steeds zo want met zo’n 153.000.000 moslims is Indonesië het grootste Islamitische land ter wereld.
Na 1965 hebben vooral de Christenen het voor het zeggen gehad in Indonesië, terwijl zij een veel kleinere groep vormen, zo’n 10% van de bevolking.
De dictator Soeharto wilde het Islamitische gevaar indammen door ze geen macht te geven, maar in de jaren ’90 is er dus weer een opleving.
De Moslims krijgen het weer voor het zeggen in Indonesië, tijdens de eerste democratische verkiezingen sinds lange tijd, op 7 juni 1999, waren dan ook de Moslimpartijen de grote winnaars.
Indonesië is eigenlijk niet zo'n erg streng land m.b.t. de Islam.
In tegenstelling tot vele andere Islamitische landen mogen vrouwen zich kleden zoals zij willen.
Het Christendom:
Deze godsdienst kwam als laatste naar Indonesië. In de 16e eeuw kwamen eerst de Portugezen het Katholicisme brengen, later brachten de Nederlanders het Protestantisme.
Oorspronkelijk was na de onafhankelijkheid enkel het Christendom naast de Islam een officieel erkende godsdienst, nu leven er zo’n 11.000.000 protestanten en 6.000.000 katholieken in Indonesië.
Het Protestantisme heeft de meeste aanhang in Noord- en Midden Sulawesi, op de Molukken en in Irian Jaya.
Het Katholicisme heeft z’n meeste aanhang op de Oostelijke eilanden van de kleine Sunda eilanden (ten Oosten van Java).
Flora en Fauna:
In Indonesië leven erg veel wilde diersoorten. Op Kalimantan komen bijvoorbeeld 21 soorten apen voor. In de zeeën leven koraal, zeewier, hele mooie tropische vissen en andere zeedieren, hoewel de vervuiling er voor zorgt dat er steeds meer diersoorten verdwijnen. In het Westen van Indonesië komen Aziatische dieren voor zoals olifanten, nevelpanters en netpythons. Dieren die in het Oosten voorkomen, op Irian Jaya en omstreken, vind je ook in Australië: de koeskoes, kangoeroe, buideldas en mierenegel. Net als in andere landen hangt de toekomst van de flora en fauna af van de mensen die er wonen. De orang-oetang komt alleen nog voor op Borneo en Noord-Sumatra. De orang-oetang wordt steeds zeldzamer en valt inmiddels onder de bedreigde diersoorten.
Een nog zeldzamer zoogdier is de Javaanse neushoorn die alleen op Java voorkomt en bijna helemaal is uitgestorven. Er leven nog 75 van deze neushoorns. Ook enkele vogels vechten om te blijven leven, zoals de Balinese spreeuw.
In de vruchtbare delen van Indonesië zijn duizenden verschillende soorten bloeiende planten waarvan zo'n 250 soorten bamboe en 150 soorten palmbomen.
In Indonesië komen meer soorten planten voor dan in Afrika of Amerika en een heleboel zijn nog niet geregistreerd.
Een bijzondere plant is de rafflesia met bloemen tot wel 1 meter doorsnee met een gewicht van 1 kilo die naar rottend vlees ruikt (daarom ook wel aasbloem genoemd). De planten parasiteren op andere planten en komen voor in Borneo en Sumatra.
De netpython is de langste slang ter wereld die wel 10 meter lang kan worden, hij is niet giftig en heeft geen natuurlijke vijanden.
Een kasuaris is een grote loopvogel die niet kan vliegen hij leeft in de omstreken van Irian Jaya en leeft van fruit en insecten.
De koeskoes is een buideldier die zoekt op boomtakken naar blaadjes en fruit soms eet hij ook hagedisjes of jonge vogeltjes.
Er komen ook veel bekerplanten voor in Indonesië ze leven van insecten die in hun met vloeistof gevulde beker terechtkomen.
In Indonesië komen heel erg veel kruipende en vliegende insecten voor zoals de atlasvlinder een van de grootste vlinders ter wereld.
Land en Zee:
In de grote steden is veel werkeloosheid, meer dan 60% van de Indonesische bevolking werkt op het land.
Zij verbouwen rijst, maïs, cassave, bataten, sago en groente, van de plantages komen koffie en palmolie.
Boeren laten vruchtbare grond onder water lopen voor de rijstvelden, rondom de velden hebben zij aarden wallen gemaakt.
Het water stroomt uit irrigatiekanaaltjes de vruchtbare grond op Bali levert 2 of 3 oogsten per jaar op.
In drogere gebieden worden steeds nieuwe stukjes droge grond in brand gestoken, na een paar jaar zijn die stukken grond ook weer vruchtbaar.
Soms verwoesten natuurrampen veel land, zoals de overstromingen in 1997 of de bosbranden in 1998, gelukkig levert de visvangst ook veel geld op.
Sinds de prehistorie groeien er in Indonesië kokosnoten, kokos wordt verwerkt in koek en gebak maar ook in kokosolie, zeep en margarine. De kokosvezels van de noten worden gebruikt voor touw en matten.
Boeren houden runderen, schapen, geiten en pluimvee, iedereen die oud en sterk genoeg is, werkt mee.
Maar weinig boeren hebben een tractor, hiervoor gebruikt men waterbuffels.
Rijst wordt geoogst met een klein sikkelvormig mes, dat verstopt zit in de hand, om de rijstgodin, Dewi Sri, niet af te schrikken.
De Nederlanders introduceerden theeplantages, Indonesië exporteert thee over de gehele wereld.
Vis is een goede bron van eiwit, oorspronkelijk werd er volgens traditionele methoden met kleine netten gevist, nu wordt er steeds meer met grotere netten gevist waardoor overbevissing dreigt.
Jakarta – Ibu Kota:
Jakarta, de hoofdstad van Indonesië, wordt ook wel Ibu Kota genoemd. Het is een stad van contrasten. Hier staan de duurste appartementcomplexen van heel Indonesië, maar ook kartonnen hutjes waar de allerarmsten wonen.
Er zijn brede wegen en nauwe vuile steegjes, er zijn dure westerse warenhuizen en kraampjes langs de weg waar amper iets verkocht wordt.
In het stadscentrum staan regeringsgebouwen, kantoorcomplexen met airconditioning, luxehotels en prachtige monumenten.
In de buitenwijken staan bungalows en huizen met 2 verdiepingen. Winkels, kantoren en fabrieken staan bij de woonwijken of kampongs.
Na de 2e Wereldoorlog trokken veel mensen van het platteland naar de stad. Zoals in veel wereldsteden is het in Jakarta altijd druk op straat.
Files zijn een normaal verschijnsel in het dagelijks leven van de stad en in de spits kruipt het verkeer door de straten waardoor het in de warme lucht ongezond stinkt naar de uitlaatgassen.
De 1e nederzetting van de Nederlanders was Kota Oud-Batavia, het stadhuis uit 1707 is nu het Historisch Museum van Jakarta.
Monas, het nationale monument midden op het Merdeka-plein is een herdenking aan de Onafhankelijkheidsdag van 17 augustus 1945.
Eten en Drinken:
Een Indonesische maaltijd bestaat meestal uit gestoomde witte rijst met bijgerechtjes of groente, vis, kip of vlees, op sommige eilanden eet men veel maïs, sago, cassave of bataten.
In veel gerechten wordt kokos (melk) verwerkt, net als kruiden, specerijen en pepertjes.
In de Indonesische keuken zijn Chinese, Indiase, Arabische, Portugese en Nederlandse invloeden te vinden, elke regio heeft zijn specialiteiten.
Soms eten de mensen ook honden, apen, muizen, reptielen of vleermuizen. Moslims houden niet van varkensvlees, op de Molukken wordt gele saffraanrijst geserveerd met saté en curry.
De bekende Padang-keuken op West-Sumatra is heel pittig.
Langs de weg en op markten worden heerlijke hapjes verkocht, porties saté worden geroosterd op houtskool.
Indonesië heeft een breed aanbod van tropisch en subtropisch fruit, zowel inheems als ingevoerd.
Verkopers op markten verpakken hun waren vaak in bananenbladeren in plaats van papier.
Indonesië houd meer van vis, kip en eieren dan van rood vlees, verse vis is overal te koop.
Balinese goden en geesten krijgen prachtige pakketjes met eten aangeboden, in de rijstvelden staan tempeltjes voor Dewi Sri de rijstgodin.
Hier offeren vrouwen eten om de zegen over de oogst te ontvangen.
De doerian is een grote, stekelige tropische vrucht, het witte vruchtvlees is heel erg lekker, maar de vrucht stinkt zo erg dat ze soms verboden is op openbare gelegenheden, hotelkamers en in vliegtuigen.
De doerian is een grote, stekelige tropische vrucht, het witte vruchtvlees is heel erg lekker, maar de vrucht stinkt zo erg dat ze soms verboden is op openbare gelegenheden, hotelkamers en in vliegtuigen.
Populaire gerechten zijn o.a.:
Nasi Goreng = gebakken rijst met ei, vlees, vis en groente.
Mie Goreng = gebakken mie met ei, vlees vis en groente.
Gado-Gado = gekookte rijst met gemengde groente en pindasaus.
Saté = gegrilde stukjes vlees op een stokje.
Tafelmanieren:
Indonesiërs eten meer met hun handen dan met bestek. Sommige gebruiken alleen hun rechter hand,
want de linker is onrein.
Indonesiërs eten altijd zittend want ze vinden staand eten iets voor paarden.
De gastheer begint, daarna pas de rest.
Eet je bord niet leeg als je genoeg hebt, want als het leeg is, “wil je meer".
Bij grote gezinnen eten de kinderen in de keuken en de volwassenen in de eetkamer.
Onderwijs:
Sinds Indonesië een republiek is, is het onderwijs erg verbeterd. Het aantal mensen dat kan lezen is erg gegroeid. Kinderen moeten verplicht minimaal 6 jaar naar de lagere school.
Voortgezet onderwijs is nog niet overal beschikbaar, in Jakarta gaan kinderen naar school van 7.00 – 12.30 of van 13.00 – 17.30.
Dit is zo vroeg omdat het in Indonesië erg warm is, en dan is het niet lekker om met 30 graden in de klas te zitten.
Op grote scholen gaan ze ook vaak om en om naar school, de eerste 3 groepen ’s ochtends en de laatste 3 groepen ’s middags, de andere week wordt dit dan omgewisseld.
Soms is het in Indonesië normaal dat kinderen een schooluniform dragen, dit kan rood met wit, of blauw met wit zijn. Ze mogen zelf kiezen welk schoeisel ze dragen.
De basisschool heet Sekolah Dasar, ze krijgen les in godsdienst, staatsleer, taal, rekenen, gym en handvaardigheid.
Voordat de school begint staat iedereen buiten in rijen opgesteld om de nationale vlag te groeten. Bij de gymlessen worden overigens geen toestellen gebruikt.
Minder dan 20% van de kinderen tot 7 jaar gaat naar school, de meeste gaan naar privé-scholen in de stad, steeds meer meisjes gaan naar hogescholen en universiteiten.
Plattelandskinderen leren veel buiten de school om, soms werken kinderen al op jonge leeftijd.
Als ze hun ouders willen helpen moeten ze b.v. waterbuffels de baas kunnen.
Moslimkinderen moeten de koran (het heilige boek van de Islam) bestuderen.
Dit is heel moeilijk want het is geschreven in het Arabisch.
Een land vol verschillen:
Indonesië is een land vol afwisseling met riviertjes, zandstranden, mangrove-moerassen, hoogvlakten, hele mooie bergen en vulkanen.
Sommige eilanden zijn zo klein als een tennisbaan, terwijl andere juist horen bij de grootste ter wereld.
Veel delen zijn begroeid met dichte bossen, maar er zijn ook rotsachtige stukken die bijna kaal zijn.
Actieve vulkanen:
Veel vulkanen zijn nog actief en spuwen soms lava en as uit, er zijn 2 soorten lava, zuurhoudende lava stolt tot een arme grondsoort waar maar weinig op groeit.
Lava die basisch (dun vloeiende) is zorgt juist voor vruchtbare grond en komt voor op Java en Bali.
Vulkaanuitbarstingen kunnen het landschap veranderen, zoals het Tobameer op Sumatra welke is ontstaan door een enorme vulkaanuitbarsting in de prehistorie. Het enorme diepe meer is eigenlijk een met water gevulde krater waar nu geen vulkaanactiviteit meer plaatsvindt.
De Krakatau-vulkaan bij Sumatra had in 1883 een uitbarsting waarbij het grootste deel van het eiland verwoest werd. De explosie kon men tot in Colombo (Sri Lanka) en Sydney (Australië) horen.
Industrie en Economie:
Om gezondheidszorg, onderwijs, vervoer, communicatiemiddelen, defensie e.d. te kunnen betalen, voert het land grondstoffen en eindproducten uit in ruil voor geld of andere producten die nodig zijn.
Indonesië heeft grondstoffen zoals olie, aardgas, kolen, tin, bauxiet, koper, goud, zilver en hout.
Ook de opbrengst van plantages wordt verkocht, en het toerisme levert natuurlijk ook geld op.
Het traditionele handwerk zoals rieten mandjes, aardewerk, metaal, houtsnij-werk, geweven stof en poppen is in heel de wereld erg populair.
Multinationals bouwen fabrieken in Indonesië omdat de lonen daar laag zijn. Ondanks de industriële groei heeft het land nog steeds financiële hulp nodig uit het buitenland.
De afgelopen jaren was de economie onrustig en geldschieters vroegen zich af of hun bijdrage wel goed besteed werd.
Indonesië is de grootste producent van aardgas en exporteert heel veel naar Japan, Taiwan en Zuid-Korea. De bossen leveren hout, bamboe en medicinale planten.
De Indonesiërs vervangen wel gekapte bomen door jonge aanplant, maar het regenwoud groeit zo langzaam dat het eeuwen duurt voor het is vervangen.
De Nederlanders introduceerden rubberplantages, rubber is nu een belangrijk exportproduct.
Door diep in de schors van de rubberboom te kerven, loopt het sap in een emmertje dat aan een boom hangt.
Textiel:
De oude ikat- weeftechniek komt van oorsprong van eilanden uit de Nusa Tenggara-groep.
Met natuurlijke kleurstoffen van blaadjes, wortels en boomschors worden de draden geverfd.
Op makkelijke weefgetouwen worden hiermee traditionele patronen geweven. Mooie ikat-stoffen leveren veel geld op.
Een bekende Indonesische handvaardigheid is batik, dat op Java voor het eerst ontwikkeld is.
De warm gemaakte bijenwas wordt met canting (houdertje) in een patroon of stof aangebracht.
De stof wordt in een verfbad gehangen, de delen met was nemen geen verf op. Na de eerste verfbeurt wordt de was weg geschraapt, er wordt een ander patroon aangebracht en de stof krijgt een tweede verfbeurt.
Dit wordt allemaal herhaald totdat het ontwerp helemaal af is, inmiddels zijn er snellere methoden, maar velen gebruiken ook nog de traditionele manier.
Indonesië en andere landen:
Indonesië heeft sterke banden met andere Aziatische landen en de rest van de wereld op het gebied van handel, industrie en onderwijs.
Studenten kunnen een beurs krijgen voor het buitenland en in het land zelf geven veel buitenlanders les.
Binnen – en buitenlandse technici ontwerpen samen wegen, bruggen en dammen. Buitenlandse experts geven landbouwadviezen, ze bestrijden de ziekten onder waterbuffels en ontwikkelen kunstmest voor de bodemsoorten op de eilanden. Indonesië doet ook met sport internationaal mee, bij de Aziatische Spelen deden Indonesische ploegen mee met badminton, vechtsporten, voetbal, zwemmen en tafeltennis.
Toen badminton in 1992 voor het eerst een Olympische sport werd won Indonesië 5 medailles.
De Indonesische munteenheid is de rupiah, er zijn munten en bankbiljetten.
Bezoek uit het buitenland:
Men verwacht dat het toerisme in Indonesië een steeds grotere rol gaat spelen in de toekomst, er moeten genoeg hotels komen die een goede service bieden en de unieke aspecten van het land moeten bewaard blijven.
Indonesië heeft verschillende moderne conferentieoorden, in de grote zaal van het congrescentrum in Jakarta passen maar liefst 4000 mensen.
Dat congrescentrum is ook voorzien van videoschermen, er is ook ruimte voor tentoonstellingen.
In 1994 kwam de APEC (economisch samenwerkingsverband van Aziatische landen) samen in Jakarta, de regering hoopt meer van zulke evenementen te kunnen organiseren.
Het ontstaan van de Molukken: (ook wel de specerijeneilanden genoemd).
De Molukken worden gevormd door een aantal eilandgroepen in Indonesië.
Op dit moment zijn de Molukken officieel een provincie van Indonesië.
Tot 1949 was Indonesië een kolonie van Nederland, veel Molukkers vochten voor het Koninklijk Nederlands Indisch Leger (KNIL).
De Molukken wilde zich niet aansluiten bij het nieuwe Indonesië, ze verklaarden zich onafhankelijk en riepen de RMS uit.
RMS staat voor Republiek Maluku Selatan, of eigenlijk Republiek der Zuid-Molukken.
Een korte oorlog volgde welke in december 1950 werd verloren door de RMS-strijders, de Molukken bleven deel van Indonesië.
Toen Nederland de macht in Indonesië verloor waren de Molukkers ook niet meer veilig.
Ze vluchtten naar Nederland, het was de bedoeling dat dit voor maximaal een half jaar zou zijn, maar dat pakte anders uit. Er wonen nu inmiddels zo’n 55.000 Molukkers in Nederland.
Spanningen:
De verhouding Moslims-Christenen op de Molukken is ongeveer 60/40. Maar in heel Indonesië zijn veel meer Moslims.
Moslims en Christenen wonen meestal in gescheiden buurten of dorpen, de spanning tussen beide bevolkingsgroepen groeide al tientallen jaren vóór de echte onlusten, om verschillende redenen:
Het aantal Moslims is gegroeid door de stroom van mensen uit andere delen van Indonesië.
Deze nieuwe inwoners, voornamelijk moslims, eisten hun deel aan invloed op politiek en handel, wat
zorgde voor groeiende concurrentie.
Ook het verleden speelt een rol, in de oorlog van 1950 werden bijvoorbeeld veel Moslimdorpen
aangevallen door Christelijke aanhangers van de RMS die wonden zijn nog niet helemaal geheeld.
Ook gevechten tussen Moslims en Christenen elders in Indonesië, waarbij onder andere moskeeën en
kerken werden platgebrand, droegen bij aan groeiende spanningen.
Het conflict:
19 januari 1999. Een Christelijke buschauffeur en een Moslim kregen ruzie over geld nog diezelfde dag stonden er tientallen huizen in brand.
Kot daarna volgden kerken, moskeeën en markten, gevolgd door gruwelijke moordpartijen.
In het begin werd er gestreden met traditionele en zelfgemaakte wapens.
En de veiligheidstroepen stelden zich in eerste instantie terughoudend op, maar in februari kregen ze opdracht met scherp te schieten.
In de 2 jaar tijd dat het conflict duurde waren er meer dan 5000 mensen gedood en meer dan een miljoen gevlucht.
Leger en politie:
De meningen over het leger waren erg verschillend, de president dacht dat het leger een rol speelde bij het uitbreken van de rellen.
In het leger zouden nog veel aanhangers zitten van voormalig president Soeharto, zij zouden belang hebben gehad bij het oplaaien van de onlusten.
De verdeeldheid onder de bevolking had ertoe moeten leiden dat de oude aanhangers van ex-president Soeharto weer aan de macht zou komen (Soeharto moest 3 jaar daarvoor aftreden).
Zowel de Christenen als de moslims beschuldigden het leger en politie van partijdigheid, de Christenen zeiden dat het leger de Moslims hun gang lieten gaan, terwijl de Moslims vonden dat de politie de Christenen hielp.
Nawoord:
Ik denk dat als de regering niet telkens de Islamitische bevolking van het overbevolkte Java en Celebes naar de Molukken had gestuurd, deze oorlog er misschien ook niet was gekomen, want dan zouden er veel en veel minder Moslims wonen!
Boekenlijst:
Azië/Indonesië door Judith Simpson.
Documentatiemap de Molukken door Jay Sim.
Bahasa Indonesia door R.F. Nuaulo.
En ik heb natuurlijk het internet gebruikt.
http://www.vanverre.nl/pages/indonesie/algemeen.htm
Gruces = Groetjes
Gantung luar ayam goreng = De gebraden haan uithangen.